Ecologische waarde of natuurwaarde wordt bepaald door spontane natuur (planten en dieren) die zich vestigt binnen door mensen gemaakte structuren of objecten. In dit geval bestaat het object uit het voormalig landgoed Frankendael en de latere parkaanleg uit verschillende periodes. De mogelijkheden voor spontane natuur worden bepaald door de natuurlijke bodemgesteldheid, die hier bestaat uit klei en veen.

De diverse landgoed- en parkonderdelen kenmerken zich door grote dynamiek. Er vindt veel grondverzet en bodemverstoring plaats. Een deel van het park wordt ingenomen door een heemtuin met aanplant van diverse Nederlandse landschapjes met bijbehorende plantensoorten. Spontane plantengroei is voornamelijk beperkt tot de ondergroei van parkbosgedeelten en oeverstroken van de omgrachting, vaarten, vijvers en sloten.

Ecologisch van belang zijn de parkbosstroken langs de omgrachting van het landhuis die vegetatiekundig tot het Essen-Iepenbostype gerekend kunnen worden. Dit is een karakteristiek bosgezelschap op kleibodem. Het bostype komt onder natuurlijke omstandigheden voor langs de rivieren, maar is daar nagenoeg verdwenen. Vergelijkbare parkbossen komen onder meer voor op landgoederen in het Kromme Rijngebied. Opvallend op Frankendael zijn een aantal monumentale Iepen en Spaanse aken. Spaanse aken worden zelden als hoog opgaande bomen aangetroffen, eerder als haagbeplanting en kleine bomen. Naast iep en Spaanse aak komen nog Gewone es, Gewone esdoorn, Noorse esdoorn, Taxus, Vogelkers en Hulst voor. De oudste bomen dateren vermoedelijk van het einde van de 19e eeuw. Mogelijk zijn een paar Taxusbomen ouder. In de ondergroei zien we Fluitekruid, Hondsdraf, Look zonder look, Speenkruid en stinseplanten, zoals Daslook, Pentaglottis, Gevlekte dovenetel en Gele dovenetel (var. Florentina). In de Heemtuin ligt een belangrijk accent op de voorjaarsbloeiers en bolgewassen.

Verder komt in beperkte mate spontane begroeiing voor op gazons en grazige plekjes. Botanische potenties van het park zijn vooral te verhogen langs de waterkanten en langs het wegenpatroon. Essentieel daarbij is een beheer gericht op verschraling en op verbetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit laat te wensen over.

Door de ruimtelijke structuur van de aanplant van bomen, heesters en kruiden in samenhang met het aanwezige water, zijn er veel mogelijkheden voor vogels (reigerkolonie, zangvogels), vleermuizen en ongewervelde dieren. Er bestaat een verslag van het Vogelringstation Frankendael uit 1960. De vogelrijkdom die daaruit blijkt, zal niet geevenaard kunnen worden, zolang de aangrenzende gebieden nog betrekkelijk kaal zijn. De heemtuinen met de voorjaarsbloeiers en bolgewassen, ingebed in een landschappelijke tuinaanleg en parkbos achter het landhuis binnen de omgrachting zijn een geschikt biotoop voor allerlei insecten. Plaatselijk gestapeld dood hout en takken, zijn aantrekkelijk als broed en schuilplaats voor kleine zoogdieren, amfibieën en reptielen (ringslangen).

Behalve de ecologische betekenis van het landgoed Frankendael op zich, bestaan er ecologische relaties met de directe en verdere omgeving via vaarten en sloten en het begeleidende groen. In groter verband kan de relatie van Frankendael met het gebied van de Vecht en Weesper Trekvaart worden versterkt.

Tuin achterhuis

Rondom het landhuis komen enkele bijzondere kleine bomen en heesters voor w.o. een varenbeuk, schijnhazelaarfamilie en (sier)fruitbomen: Peer, Appel, Walnoot en een Japanse sierkers (Prunus serratula “Kanzan” met een stamomvang van ca. 3 meter. De oudste bomen, een enorme iep en enkele eiken langs de randen van de tuin binnen de gracht, dateren vermoedelijk uit het einde van de 19de eeuw. Een paar taxusbomen zijn mogelijk ouder.

Beheer

De rij van Appel, Peer en Walnoot markeert een historische lijn en kan als historisch sortiment worden opgevat. De bomen zijn geplant ca. 1970 (mededeling bewoonster). Daarvoor stonden er ook pruimen. Of het hier om streekeigen fruitsoorten gaat is niet bekend, maar gezien de ouderdom van de bomen niet erg waarschijnlijk. Bij vervangen of inboeten van de fruitbomen is het aan te bevelen om streekeigen rassen te gebruiken. Vanwege de symmetrie zou men aan de andere zijde van het gazon eveneens een fruitbomenrij moeten aanplanten. De Japanse kers kan als een markant onderdeel van die rij worden gezien.

De parkbosstroken achter de fruitbomenrij(en) met o.m. opgaande es, esdoorn en iep zijn een beplanting die cultuurhistorisch verantwoord is en die in kleigebieden in de 18e eeuw veelvuldig is toegepast. Van belang is dat het kronendak niet te dicht wordt. Gestreefd kan worden naar een licht bos met monumentale bomen, een struiklaag (van o.m. Vogelkers en Hulst) en een kruidlaag w.o. stinseflora. Het beste is om het parkbos geregeld te dunnen. Bij uitval van groter bomen kunnen met name essen en iepen worden aangeplant. Te verwachten valt dat er voldoende spontane verjonging plaats vindt, zodat aanplant niet nodig is.
Bijzonder op Frankendael is het voorkomen van monumentale iepen. Boomvormende iepen zijn immers door de iepziekte en kappen op veel plaatsen verdwenen. Bij inboeten van iepen in de toekomst is het aan te bevelen om historische iepenklonen te gebruiken (“Vegeta’, ‘Belgica’ en Ulmus minor). Daarnaast kan overwogen worden om de Fladderiep (Ulmus laevis) aan te planten omdat deze de historische iepenhabitus goed benadert en geen last heeft van de iepziekte.

De lindenlaan bestaat uit monumentale Hollandse linden, die vermoedelijk eind 19de eeuw zijn geplant, twee hybrideklonen van de Hollandse linde (XIXd). De meeste zijn Tilia europaea ‘Zwarte linde”.
Het is aan te bevelen om bij inboeten van de laan, de bestaande oude hybrideklonen toe te passen. Ook bij aanplant van linden elders in het landgoed en park is het aan te raden om oude regionale lindeklonen te gebruiken.

Heemtuin

Een fraai en inmiddels monumentaal bomenbestand van ca 1880-1900 van onder meer Zomereik en iep is te zien in het heemparkgedeelte (de landschappelijke tuinaanleg), evenals in het tuindeel achter het huis.
Een inventarisatie en rapport over de heemtuin werd gemaakt in 1981 door Henk Buring.

Beheer

De heemtuin wordt beheerd door een groep vrijwilligers, onder leiding van een medewerker van de gemeente. Het is momenteel het enige deel van de tuin dat goed verzorgd is.

Dendrologische collectie; Arboretum

Bijzonder waardevol is een dendrologische collectie, de aanleg noordoostelijk van het landhuis naast het Witte Laantje en naast de waterpartij. Er bevinden zich o.m. een Gele kornoelje, treur-Japanse honingboom, Groenblijvende eik, Amberboom, Tulpenboom, diverse Magnolia’s en een groot aantal Coniferen, vermoedelijk in aanleg uit de late 19de eeuw. Deze collectie wordt nog geïnventariseerd (N.C.M. Maes in samenwerking met dendroloog C. Marsman). De collectie is van belang als dendrologische verzameling, voor onderzoek en als studie- en examenmateriaal.

Beheer

Aan te bevelen is om dit deel van het park daadwerkelijk te beheren als een arboretum, d.w.z. dat verschillende boomsoorten en heestersoorten vrijgezet worden. Wel kan er een kruidlaag aanwezig zijn. Thans worden de bomen en heesters deels overwoekerd door bramen en enkele uitstoelende heesters. Bij het vrijzetten van de bomen en heesters is het van belang dat dit met veel zorg en kennis van de verschillende soorten gebeurt. Een aantal bomen en heesters hebben zich inmiddels spontaan uitgezaaid. Deze uitzaai dient verwijderd te worden. Breed uitgegroeide bomen en heesters moeten worden teruggesnoeid.
Gestreefd kan worden naar een ruimtelijk beeld van een aantal grote monumentale sierbomen, afgewisseld met kleinere bomen en heesters.

Bij aanvulling van de collectie kan een keuze gemaakt worden uit de lijst van 1943 (“houtgewas Witte Laan”), die voldoende uitgebreid is voor de beschikbare ruimte en historisch verantwoord.

De Treur-Japanse honingboom in de Witte Laan, april 2000