HERSTELPLAN VOOR DE HISTORISCHE TUINEN
mei 2000

Ir A.W.J. Guinée
landschapsarchitect
Rotterdam
Drs NCM Maes
Ecologisch Adviesbureau Maes
Utrecht

Dr L.H. Albers
Albers Adviezen
Postbus 85
3500 AB Utrecht
030-2310788
LHAlbers@cs.com

Frankendael in de Watergraafsmeer, is de enig overgebleven buitenplaats van de stad Amsterdam. Het voorname huis, gelegen in het groen aan de Middenweg, met een indrukwekkende beeldengroep aan de gracht, is onmiddellijk herkenbaar.
De Watergraafsmeer, ook wel Diemermeer of kortweg de Meer genoemd, werd rond 1630 drooggelegd. In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw werden er ruim 40 hofsteden en buitenplaatsen aangelegd. Het is onbekend wanneer het huis Frankendael werd gebouwd, maar het jaar 1733 is wel genoemd.

Amsterdam was een centrum van de zijdehandel en verschillende handelaren kochten bezittingen in de Watergraafsmeer. Ook zijdehandelaar Balde kocht een huis met tuin in dit gebied. Hij gaf zijn bezit, waar hij de zomers doorbracht, de naam Frankendael. Frankendael werd in de loop van de tijd uitgebreid en de functie van het park veranderde van privétuin in respectievelijk een openbare uitspanning en een kwekerij. De geschiedenis van Frankendael is beschreven in het bijgaande rapport ‘Frankendael van hofstede tot openbaar park’.

De kwekerij is in 1998 opgeheven. Het plan dat bureau Sant en Co daarna voor het hele gebied heeft gemaakt, koppelt het volkstuincomplex ‘Klein Dantzig’ aan park Frankendael. Ingegeven door het beleid van de gemeente om de waterreservoirs van Amsterdam te vergroten, heeft het park een brede omlijsting van water gekregen. In 1998 is de gemeente begonnen met de eerste fase van de uitvoering van het plan van Sant en Co.

Het in dit rapport beschreven herstelplan is gemaakt voor het deel van het parkcomplex dat rond het oude huis ligt en waar de historie nog goed zichtbaar is.
Omdat rest van het park is opgehoogd met de grond die vrij is gekomen bij het graven van de waterlijst liggen de te herstellen tuinen zeker 30 cm lager dan het nieuwe park.
De historische tuinen onderscheiden zich ook van het nieuwe park door de nog aanwezige oude bomen. Met name de laan van ca. 100 jarige linden is sterk beeldbepalend. In de grote bomen huist sinds jaar en dag een reigerkolonie. Ook de aanwezigheid van kippen – al jaren loslopend en voor vriend en vijand een vertrouwd beeld – is historisch. Ze waren er al in de tijd dat Frankendael een tuinbouwschool huisvestte.

Frankendael is geliefd bij wandelaars. Ook Nescio wandelde er graag en noteerde wat hij daar zag later in zijn dagboek. Hij schreef dat de reigers weer terug waren of de crocussen bloeiden. Door de winterse bomen zag hij
lange strepen licht schitteren op de takken en als ik naar boven kijk zie ik alle fijne knopjes tegen de zwakblauwe lucht. Daar in de hoogte zien ze al uit naar ´t voorjaar, ze zien verweg en beneden leiden de zwarte stammen hun eigen leven.
Hij herinnerde zich hoe vaak hij in de zomer naar die zelfde bomen gekeken had.
“Volop in ´t blad, naar het licht er op en de schaduw en naar de donkerte onder de kruinen. Iederen dag liep ik er langs en keek. Er waren schaduwen van de bladen op ´t gras en daartusschen was het licht hevig goud. Toen was ´t of die boomen daar altijd zoo gestaan hadden en zouden staan. Wie denkt, als hij een vriend ziet, dat die er niet meer zal zijn?”

Veel van de “vrienden” van Nescio zijn er nog. In het herstelplan voor de historische tuinen
zijn ze zorgvuldig gespaard. Ook alle andere waardevolle elementen, zoals de heemtuin en het Witte Laantje, zijn in het plan opgenomen.